De soort is uitgestorven in Nederland, maar op de Waalse wegen kom je hem nog regelmatig tegen; de man met de pet. Een klein kleurrijk petje met een sponsor van weleer. Ik besef me dat dit voor de jongere lezers enige uitleg nodig heeft. De wielerpet is geen ‘baseball cap’ die je scheef op je hoofd zet (waarom doen jullie dat?), maar een klein stukje stof met aan de voorkant een verharde rand zoals die na verloop van tijd in de uiteinden van oude sportsokken verschijnt.
De rand gaat naadloos over in het getekende voorhoofd van de Waalse renner. De vijftig ruim gepasseerd, altijd solo en een souplesse waar wij jeugdige hengsten met ontzag naar kijken wanneer zij ons pad kruisen.
Even voelt de piepschuim helm en flashy shimano zonnebril die ons hoofd tooit als een carnavalsuitrusting. De man met de pet knikt hoffelijk en zoeft geruisloos voorbij. Het is altijd even stil in de groep na zo’n close encounter. Onze zware tred voelt op dat moment als het waden door kniehoog water. Met een “dat was een echte”, verbreekt er dan iemand de stilte.
Ooit verscheen er een gele trui aan de horizon. Als een rode lap trok hij ons jonge stieren aan. Binnen een honderdtal meters voerden we de snelheid op van 28 naar bijna 40 per uur, maar hij leek niet dichterbij te komen. Er was geen afspraak voor nodig. Kop over kop, ieder wist wat hem te doen stond. Een gele trui vraagt om een match, toch? In de verwachting dat hij ons had zien aankomen en het spel met zijn laatste reserves meespeelde, haakten wij na een tweetal kilometers bij zijn wiel in. Uitgeput. En niets bleek minder waar dan dat hij ons had willen ontlopen. Het was een man met een pet. Soepel draaide hij in een kleine honderd toeren per minuut zijn pedaalas rond. Vriendelijk knikte hij zijn zongebrande gezicht. Het ontzag verdrong de kracht uit onze benen. Ik zocht zijn wiel en waande me even onder vader’s arm. Zonder woorden koersten we samen verder. Af en toe op kop, maar nooit demarrerend… als dat al kon bij 35 km/u, tegen een straffe warme Waalse wind. Woorden waren schaars. Verbondenheid daarentegen alom voelbaar. Mijn broer kwam even langszij zette zijn café-Waals in voor een triviaal praatje. Het was het afnemen van de pet die wij niet droegen… respect.
Het was die dag de warmste van 2006, een woensdag in de bouwvak. We waren op weg naar Coo. Na onze bestemming overlegd te hebben, fronste de man met de pet zijn borstelige wenkbrauwen. Met een bedrukte lacht verklaarde hij ons voor gek. Ongetwijfeld herinnerd aan een tijd waar ook hij ten onder ging aan jeugdig enthousiasme. “Les jeunesse..” zei hij hoofdschuddend. Wij voelden ons een welkome gast in Wallonië en onze gastheer droeg bescheiden een paar alternatieven aan om onze koers voort te zetten. Even voordat hij zijn eigen weg vervolgde bood hij ons in krakend Frans zijn vaderlijke en welgemeende raad: “Zoek een heuvelpas met schaduw. Cote de Becco, Le Rosier…” Desondanks kozen wij voor de onbeschermde weg naar Harmeau de Ster. Die dag stierven wij bij 34 graden op de Malchamps.